
Die plant heet dus niet reséda, maar réseda, zo weet ik nu.
Eerder schreef ik over die vreemd liggende klemtonen in Nederlandse plaatsnamen (zie mijn blog Bommelding in Jabbeke), iets waar je vaak door buitenlanders met je neus op gedrukt wordt.
Nu weer iets anders: ik kreeg een mail van iemand (een Nederlander) die zich erover verbaasde dat veel straatnamen een klemtoon krijgen waar je die net niet verwacht: ‘Zo wordt de Boomlaan bijvoorbeeld de Boomláán. En in Gouda bestaat de Karnemelksloot. Niemand die dit echter uitspreekt als het woord kárnemelk gevolgd door het woord sloot. Iedereen in Gouda zegt karnemèlluksloot (en dan meestal in platter Gouds: kannemèlliksloot. Die eerste ‘n’ heeft een rare klank; geen n, geen r. Het zit er een beetje tussenin).’
Nou, inderdaad, zo heb je hier in de buurt ook de Beekláán, de Damláán en de Leywèg. Dit zijn de eerste die me te binnen schieten. Zou het alleen optreden bij korte straatnamen? En zou het te maken kunnen hebben met het feit dat er anders verwarring kan optreden met bijvoorbeeld de Beekstraat? Dat gaat echter alleen voor de Damlaan op; er zijn namelijk ook een Damstraat en een Damplein vlakbij. Maar een Beekstraat en een Leystraat of –laan zijn er niet.
En passant vroeg de mailer nog of er in België ook van die straatnaamklemtoonkwesties zijn. Het lijkt er wel op. Zo heb je in Antwerpen de Waalse Káái en de Vlaamse Káái. En is het niet ook niet de Keyserléi?
Ik zie dat hier heel wat te googelen valt en kom er dan ook op een later moment op terug.
Onlangs heb ik ook eindelijk eens opgezocht of het nu een diábolo is of een diabólo: het is het laatste.