donderdag 30 september 2010

Vlees noch vis (in de microgolf) (1)

Soms vind ik het moeilijk om zuiver Standaardnederlands te spreken en te schrijven. Er klinkt altijd wel wat Vlaams doorheen. Dat klinkt misschien aanstellerig, maar je moet je voorstellen dat ik vanaf mijn achttiende, zowat twee decennia geleden, altijd omringd ben geweest door Vlamingen. Ik vind het juist niet altijd leuk, want bij kleine zinswendingen kan ik soms echt twijfelen of het nu Vlaams is, of Nederlands. Erg onhandig in mijn werk, waar ik toch in ieder geval Standaardnederlands zou moeten schríjven. Het gaat soms om zulke subtiele dingen, dat ik de voorbeelden hier niet eens kan aanhalen. Wel kan ik een aantal woorden bedenken die meer voor de hand liggen, en waarbij ik bijna standaard het Vlaamse woord gebruik, of die ik bijna niet anders dan op z’n Vlaams kan uitspreken:

- dessert: hoewel niet typisch Vlaams, is dit woord in Nederland minder ingeburgerd dan het woord ‘toetje’ (waar ik van Vlamingen trouwens altijd commentaar op krijg, omdat het zo’n raar woord is).
- pyjama: pyjáma zeggen is voor mij buitengewoon lastig, het wordt pýzjama.
- praline: omdat het Franse en Vlaamse woord voor snoepje ‘bonbon’ is, krijg ik het Nederlandse ‘bonbon’ voor praline echt niet over mijn lippen.
- brief in de zin van ‘boodschappenlijstje’: misschien omdat het woord ‘boodschappenlijstje’ zo lang is, gebruik ik eigenlijk standaard het woord ‘brief’: “Staat de pindakaas al op de brief?”
- pennenzak in plaats van etui: vind ik eigenlijk veel mooier; ik houd van woorden die precies aangeven wat ze betekenen, zoals bijvoorbeeld ook het meer in Vlaanderen gebruikte briefomslag en de Vlaamse duimspijker voor punaise.
- een boontje hebben voor iemand (‘een zwak voor iemand hebben’): toen ik dit eens argeloos op mijn werk zei, klonk deze uitdrukking mij volkomen vertrouwd in de oren. Tot ik niet-begrijpend werd aangekeken...
- schoonbroer: het is toch logischer om het over je schoonzus en je schoonbroer te hebben, dan over je schoonzus en je zwager?

vrijdag 17 september 2010

Maan, roos, vis, bamzaaien?

De onderstaande woorden kende ik tot voor kort niet. Kan ik me hier nog uit redden met de uitdrukking 'hoe meer je weet, hoe minder je weet'? Of zegt het gewoon iets over mij? Ik ben namelijk niet (zo) alternatief, niet technisch aangelegd en ook geen kroegtype:

daslook
Wikipedia: plant uit de lookfamilie. Het is een vrij zeldzame soort in België en Nederland. De soort is in Nederland wettelijk beschermd.
Heb ik al drieënhalf decennium níet van die plant gehoord, kom ik hem opeens overal tegen. Het begon ermee dat we heilzame daslookdruppeltjes aangeraden kregen door familie (ahum, Belgische familie natuurlijk, gezien het voorgaande). Vervolgens kom ik op een natuurfototentoonstelling een foto tegen van een heel daslookbos in Brussel. En wat zag ik gisteren toen ik heel toevallig in de natuurwinkel was? Daslook-braadfilets (met 'daslookpesto'). Zit er nu iemand met mijn voeten te spelen, of wat? Of toeval nu bestaat of niet, toevallig is het wel.

dongel
Een of ander ding om mobiel te kunnen internetten.
KPN heeft naar het schijnt al een paar jaar geleden reclame gemaakt voor zijn dongel, maar aangezien ik zelden de tv aan heb, is dit volkomen langs mij heen gegaan.  

dood zijn/doodslaan van bier
Wordt gezegd van bier waarvan het schuim weg is/wegtrekt, wat veroorzaakt wordt door vette glazen of door een te lage temperatuur van het biertje. Gek genoeg niet in Van Dale te vinden (wel 'dode olie': olie zonder gas).

bamzaaien
Van Dale: 'lucifertje trekken'; loten door het aantal knopen, lucifers dat iem. in een gesloten hand heeft te raden of door uit een aantal op verschillende lengte afgebroken lucifers de langste of de kortste te trekken. [na 1950, van de Japanse gelukswens aan de keizer banzai, of Jiddisch, baam zajen (bij de staart)].
Schijnt een typisch kroegspel te zijn. Nooit van gehoord, blijkt het in groep 3 op een opdrachtblad te staan. Een kleine rondgang in mijn vriendenkring leert dat ik bepaald niet de enige ben, die dit woord niet kent. Ik vind het vreemd dat uitgerekend zo'n woord in groep 3 gebruikt wordt, ik zal Zwijsen hier nog eens over aanspreken. (Het taalonderricht in het basisonderwijs is trouwens een aparte blog waard: hebben jullie enig idee wat 'plaagwoordjes' zijn?)

Het filmpje 'Bamzaaien' van Jacobse en Van Es is op YouTube 15.000 keer aangeklikt, dus zo veel mensen kennen het in ieder geval wél:

zondag 12 september 2010

De taal van een subcultuur: kwart voor de kwetter

Noem mij gerust een freak, maar net als wiskundigen kicken op de duizelingwekkende oneindigheid van het getal pi, kick ik op het idee dat een zin die ik uitspreek, zéker nog nooit door iemand anders is gezegd. Bijvoorbeeld: 'de langzame blauwe olifant springt over de ijverige mier'. Dit is trouwens niet helemaal uit de lucht gegrepen: ik kan me nog een college over taalwetenschap herinneren, waar de oneindigheid van het aantal te vormen zinnen aan de orde kwam.
Bijna evenveel charme heeft het gegeven, dat slechts een handvol mensen ooit bepaalde woorden en uitdrukkingen (in een bepaalde betekenis) hebben gebruikt. Ik doel nu op het selecte clubje Nederlandse studenten, dat van 1992-1997 de straten van Antwerpen onveilig maakte.

Die periode kort voor het nieuwe millennium kun je omschrijven als de zorgeloosheid en de meligheid ten top. We waren een beetje op elkaar aangewezen, zoals dat heet. Je zult mij nooit horen verkondigen dat buitenlanders te veel samentroepen, want ik weet precies hoe dat gaat: ook wij Nederlanders klitten (O.V.T. en T.T.) behoorlijk samen. En dan krijg je dus een subcultuur met een apart taalgebruik.

Allereerst was daar de vreemde mengvorm van Nederlands en Vlaams. Onder invloed van de (Vlaamse) prof Nederlands, die de klank 'ie' stelselmatig verving door 'i', praatten wij voortaan alleen nog maar zo: "Mevrouw Van Vlit gaat op de fits naar de bib en dan door naar het fritkot". Je ging nooit meer terug naar huis, maar altijd naar je woonst. En zo kan ik qua Vlaamse woorden natuurlijk nog wel even doorgaan.

Er waren ook de woorden waar wij een aparte draai aan gaven. Een beetje zoals het tegenwoordig in de mode is om het te hebben over een brommert of de kappert, woorden waar je, kortom, een beetje om moet gniffelen. Zo waren we regelmatig in de 'wasserie' te vinden (wat beslist niet het Vlaamse woord voor wasserette is). Als rasechte Hollanders bezigden we het woord gezellig nog méér dan het in Nederland zelf gebruikt werd, maar dan verbasterd tot 'gezwellie'. (Ik zie nu op internet dat het bestaat, maar volgens mij hebben wij dat woord uitgevonden!)

Eveneens op een obsessieve manier gebruikten we het woord 'blij' in zinnen als: "Wat een blije rok heb je aan!", maar ook als uitroep op deze manier: "Dus je gaat mee naar dat feest? Blij!" Dit laatste werd ook wel vervangen door "Rennie anijs!" (Very nice.) Als iets matig leuk werd gevonden, werd het woord blij verdriedubbeld, waarbij een gemaakt blij, maar eigenlijk verveeld gezicht werd getrokken.

Onze wereld werd bevolkt door de meest kleurrijke en vreemdsoortige personen met namen die alleen wij nog kunnen duiden: Het Kuiken, Vrouwtje Appelwang, Madame Foulard, Fru Dansk, de Sloep, de tut van de Belegstraat en 'Ieieieieieie'. ( Deze laatste persoon werd zo genoemd vanwege zijn overeenkomstige stemgeluid.) 'Annelies en haar tolktafels' sloeg op een wel heel ijverige tolkstudente. Zij had op haar kot niet één, maar meerdere tafels in allerlei formaten ingericht om haar tolkopdrachten te kunnen doen. En dan was er nog de Antwerpse huisdokter, wiens bijschijnlicht in onze verhalen welhaast reusachtige proporties had aangenomen, en daarom 'Dokter B. met zijn mijnwerkerslamp' werd genoemd.

Maar het allermooiste was de unieke uitdrukking ‘kwart voor de kwetter’ of  ‘kwart over de kwetter’. Het sloeg helemaal nergens op, maar we bedoelden ermee: kwart voor of kwart over een niet nader bepaald uur.