vrijdag 25 september 2009

Variatie op een koekjesthema

Het is een bekend gegeven: in Nederland krijg je maar één koekje bij de thee en dan gaat de koektrommel weer dicht. De beroemde schrijver Hans Kaldenbach schreef er al over in zijn standaardwerk 'Doe maar gewoon - 99 tips voor het omgaan met Nederlanders'.
Is dit overdreven? Nee. Een verhaaltje, vandaag gehoord van een kennis. In een internationale organisatie aan de Nederlandse kust staat bij de kassa een royale schaal vol met koekjes. Ze zijn gratis. Dame X, laten we zeggen een Italiaanse, pakt in het voorbijgaan vier koekjes mee. De Nederlandse kantinedame spreekt haar streng toe, maar krijgt slechts een boze blik terug. Heer Y, laten we zeggen een Belg, neemt twee koekjes van de schaal; mmm, lekker voor straks bij de koffie. Enne, twee koekjes, daar zal ze toch niet boos om worden? Toch wel: ook hem valt kritiek ten deel. Alleen gaat hij in gesprek met haar: ze weet toch wel dat er een cultuurverschil is tussen Nederland en België? Dat het in België gewoon is dat er een schaal koekjes op tafel komt en dat iedereen dooreet totdat die leeg is? Dat dat toch veel gezelliger is? Nee, dat wist ze niet. Ze vond het gewoon niet netjes.

N.B. Af en toe wat cultuur kan geen kwaad, zeker niet als het over eten gaat! Maar wees gerust, de volgende blog gaat weer over taal.

woensdag 9 september 2009

Merci!


Ik heb het al vaker gemerkt: in Nederland wordt a) algemeen aangenomen dat alle Belgen tweetalig zijn, en b) die tweetaligheid wel erg letterlijk genomen. Alsof een doorsnee Vlaming uit Antwerpen of Gent de hele dag door aan het schakelen zou zijn tussen Vlaams en Frans.

Op een concert van Ozark Henry, in Nederland. Achter me vragen Nederlanders die vast niet tot zijn fanclub behoren, zich luidop af of de zanger nu eigenlijk Nederlands of Frans spreekt. Dan is het nummer afgelopen en zegt Ozark 'Merci!' (Meer zegt hij overigens ook niet; van een intensieve interactie met het publiek is bij zijn concerten geen sprake.) Waarop de Nederlanders, tevreden: "Frans dus!"

vrijdag 4 september 2009

Spin is een spin is een spin is een spin

Wie mij een beetje kent, weet dat ik spinnen het liefst uit de weg ga. Uit nieuw onderzoek blijkt, dat vrouwen mogelijk van nature geneigd zijn om een angst voor spinnen te ontwikkelen. Dit zou weer eens evolutionair bepaald zijn.
Daar gaan we weer. In veel van dit soort onderzoeken is alles terug te voeren op het feit dat de mannen uit jagen gingen en de vrouwen bessen plukten en bij hun kroost zaten. Gaap.
Ik heb ooit eens over een andere theorie gelezen, waarin een link werd gelegd tussen de afkeer die vrouwen, vanaf hun puberteit, van lichaamsbeharing hebben en de lange, vaak harige poten van spinnen. Gevoelsmatig zeg ik dat dat dichter bij de waarheid ligt.
Om van mijn spinnenangst af te komen, zou ik het misschien taalfilosofisch moeten bekijken. Gertrude Stein schreef het wereldberoemde zinnetje 'Rose is a rose is a rose is a rose', waarmee ze bedoelde: een ding is wat het is, niet meer en niet minder, maar het woord om dat ding mee aan te duiden roept beelden en emoties op; een naam of een woord heeft geen enkele vat op het werkelijke ding.
Overigens zijn spinnen geen insecten, zoals in het artikel op nu.nl gesuggereerd wordt.

woensdag 19 augustus 2009

Over blokken, brossen, bissen en buizen

Nu ik het toch over mijn studententijd heb, die ik heb doorgebracht in België, duik ik graag nog eens in het Vlaamse studentenvocabulaire.

Het begon allemaal met het zoeken naar een kot in de buurt van de unief; ik vond er een bij een sympathieke kotmadam. In de eerste kan was ik officieel een schachtin, maar erg heb ik me daarmee niet bezig gehouden, daar ik geen zin had in ad fundums. Ik was een serieuze studentin en altijd hard aan het blokken. Slechts af en toe, buiten de blok, liet ik mij verleiden om te gaan fuiven op een TD, welke ad valvas werden aangekondigd. Je kunt hieruit concluderen dat ik bepaald geen brosser was en de profs konden dan ook tevreden over mij zijn. Ik heb dan ook nooit gebist, laat staan getrist. Wel ben ik een paar keer gebuisd voor een examen en heb ik eens een tweede zit gehad, waarna ik er alsnog door was. In mijn licentiejaren werkte ik, in de hoedanigheid van jobstudentin, enige tijd als corrector. De deliberatie en natuurlijk de proclamatie na de tweede lic waren de hoogtepunten uit mijn studententijd; daarna zou ik immers mijn licentiaatstitel verkrijgen.

- Kot: studentenkamer.
- Unief: afkorting van universiteit.
- Kotmadam: (of -bazin): verhuurster van studentenkamer.
- Eerste kan/tweede kan: eerste en tweede kandidatuur (eerste twee studiejaren).
- Schacht(in): eerstejaarsstudent(e). (Groentje).
- Ad fundum: het in één keer (‘tot op de bodem’) leegdrinken van je pintje.
- Studentin: vrouwelijke student.
- Blokken: aan een stuk door hard studeren.
- Blok(periode): periode vóór de examens.
- Fuiven: feesten.
- TD: studentenfeest of -fuif. Afkorting van het Franse thé dansant.
- Ad valvas (of: op de valven): op de informatieborden.
- Brosser: spijbelaar. (Brossen = spijbelen).
- Prof/professor: lesgever op een universiteit.
- Bissen/trissen: een academiejaar één of twee maal overdoen.
- Buizen, een buis halen/krijgen, gebuisd worden: niet slagen voor een examen.
- Examen: tentamen
- Tweede zit (van 'examenzittijd'): tweede examenperiode in september.
- Erdoor zijn: geslaagd zijn.
- Licentie: derde, vierde en soms vijfde studiejaar.
- Jobstudent(in): student(e) met een bijbaantje.
- Deliberatie: beraadslaging onder de professoren over het al dan niet slagen van de geëxamineerden en de eventuele toekenning van een graad.
- Proclamatie: plechtige openbare bekendmaking van de uitslag door de voorzitter van de examencommissie.
- Lic: afkorting van licentiaat (spreek uit: lies).
- Licentiaat: standaard academische graad die in België en Frankrijk (‘licencié’) verkregen wordt na een voltooide universitaire studie.

vrijdag 14 augustus 2009

L'auberge espagnole

De Parijzenaar Xavier, aankomend Erasmusstudent, zoekt vertwijfeld op internet wie in godsnaam Erasmus was ("Ik begreep het nog steeds niet echt, maar het was een soort Hollandse reiziger"). In het vliegtuig naar Barcelona, waar hij een jaar lang zal studeren, zien we hem huilen om zijn vriendinnetje dat achterblijft (hoe vaak zie je een man huilen op tv?). De toon is gezet. De grappige en af en toe hilarische film 'l'Auberge espagnole' (2002) gaat over een studentenhuis in Barcelona waarin zeven studenten huizen, alle uit verschillende Europese landen. Het verhaal wordt verteld vanuit het gezichtspunt van Xavier, een wat sullige economiestudent die kans maakt op een baan bij het ministerie van Financiën als hij Spaans leert spreken.
De scènes waren heel herkenbaar; ook ik heb als Erasmusstudent een half jaar in Frankrijk gewoond. Ook ik begon na een tijdje in de taal van mijn omgeving te dromen. Ook ik had last van een overdosis indrukken, al zag ík Erasmus niet in een visoen aan de rand van mijn bed zitten. En ook ik had na een half jaar moeite met me weer aan te passen aan de Belgisch-Nederlandse werkelijkheid, de alledaagsheid en, wat later, aan het werkende leven (ook bij een ministerie, inderdaad). Deze toestand blijkt zelfs een naam te hebben: het post-Erasmus-syndroom.
Het respect voor elkaar is iets wat me altijd is bijgebleven. In de film kwam dat ook mooi tot uiting. Het is niet voor niets dat uitgerekend een buitenstaander (namelijk de broer van de Britse studente) voor het contrast zorgt: tijdens zijn logeerpartij bij zijn zus jaagt hij alle bewoners tegen zich in het harnas door vreselijk te generaliseren.
Er is nog een vervolg: 'Les poupées russes' (2005). Ik heb nog wat te doen deze vakantie!

'Auberge espagnole' is een Franse uitdrukking. Het verhaal gaat dat Spaanse herbergen vroeger geen menukaart hadden en dat reizigers hun eigen etenswaren meenamen, een beetje rommelig dus. Dat slaat natuurlijk helemaal op het studentenhuis uit de film, en op de koelkast, rijkelijk gevuld met eten voor zeven. De uitdrukking wordt ook gebruikt als het gaat om een (soms vaag) begrip waar iedereen een beeld bij heeft, maar dat iedereen op zijn eigen manier kan interpreteren. Bijvoorbeeld het begrip 'democratie'.

zondag 9 augustus 2009

Bommelding in Jabbeke

Vlamingen hebben vaak problemen met Nederlandse plaatsnamen.
Allereerst zijn er de lastige accenten: het is niet Leeuwárden maar Lééuwarden, niet Roelofárendsveen maar Roelofarendsvéén, niet Bréda maar Bredá, niet Enschéde maar Enschedé. Een ander uitspraakprobleem leveren Gorinchem (spreek uit: Gorcum) en ja, zelfs Krommenie op. Toen een Vlaamse deze naam uit de krant oplas, verstond ik eerst Roemenië.
En dan: wanneer zeg en schrijf je nu 's-Hertogenbosch en 's-Gravenhage, en wanneer Den Bosch en Den Haag?
En dan die rare namen: Purmerend. Pur-mer-end.
Nou ja, nu we het toch over rare namen hebben: Kudelstaart, Poortugaal, Purmerend en Stampersgat doen echt niet onder voor Duffel, Nazareth, Wuustwezel en Zottegem.
Zelf heb ik verder niet zo'n moeite met plaatsnamen in België, al heb ik soms wel eens de neiging om Jabbeke en Lebbeke uit te spreken als Jabbe-ke en Lebbe-ke. Zoiets als bommelding.
Bij veel Nederlanders zorgen de Vlaamse en Franstalige namen van steden en dorpen wél voor verwarring. Op de radio hoorde ik een Nederlander zeggen dat de Franstalige benaming voor Namen wel 'Namèn' zal zijn. En nee, Brugge is in het Frans niet 'Brugues'.
Brussel/Bruxelles komt trouwens van 'Broekzele', en Bruxelles wordt in Franstalig België als 'Brussèl' uitgesproken en in Frankrijk als 'Bruxèl'.
Hieronder nog eens een rijtje om op te oefenen:

Aalst - Alost
Bastogne - Bastenaken
Brugge - Bruges
Brussel - Bruxelles
Diksmuide - Dixmude
Gent - Gand
Geraardsbergen - Grammont
De Haan - Coq-sur-Mer
Kortrijk - Courtrai
Leuven - Louvain
Luik - Liège
Mechelen - Malines
Mons - Bergen
Namur - Namen
Tournai - Doornik

Klaar? Speel dan het vakantiespel en vind de verborgen dierennamen in bovenstaande tekst!

dinsdag 21 juli 2009

"Je suis le ministre du milieu": broodje aap?

Nederlanders worden zich er steeds meer van bewust, dat zij hun talen niet zo goed spreken als ze altijd dachten. Mooi, een beetje zelfkritiek kan nooit kwaad.
Begin 2008 schreef de directeur van het voormalige ITA Talencentrum (nu: Language Partners) het artikel Spring is in the air, over de achteruitgang van de talenkennis van Nederlanders. Het blad PM schreef op 24 juni jl. een artikel met dezelfde strekking: Nederlands wordt steeds meer een vreemde taal.
Vreemde-taalblunders van Nederlanders zijn hot. Niet voor niets verkopen de boeken I always get my sin (2005) en I always get my sin too (2008) van oud-Heineken-topman Maarten H. Rijkens zo goed.
Taalinstituten zoals Language Partners en Linguarama doen zo te lezen goede zaken. (Wat mij, tussen twee haakjes, bijzonder intrigeert is de terloopse uitspraak van de manager van Linguarama: "Maar we hebben ook wel eens een medewerker van een inlichtingendienst terzijde gestaan die undercover ging werken als grafdelver en het specifieke jargon van dat beroep in het Engels onderwezen moest krijgen." De combinatie van de begrippen 'inlichtingendienst' en 'grafdelver' zorgt voor een soort kortsluiting in mijn brein.)

We duiken terug in de tijd voor de leukste bekende taalblunders.

- Pieter Gerbrandy, minister-president van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, zou zich aan Winston Churchill hebben voorgesteld met: "Goodbye, mr. Churchill!"
- Toen Churchill tijdens prachtig lenteweer verzuchtte: "Ah, spring is in the air", zou Gerbrandy gereageerd hebben met "Why should I?"
- Aan premier Van Agt is het steenkolenengels ‘I can stand my little man’ toegeschreven.
- Oud-hoofdcommissaris van politie van Amsterdam Joop van Riessen zou in China gesproken hebben over de 'shooting parties' (als vertaling van 'schietpartijen') waarmee Nederlandse agenten regelmatig te maken hadden.

De allermooiste uitglijder, die ik altijd voor waar heb gehouden, blijkt een broodje-aapverhaal te zijn. Irene Vorrink zou zichzelf in Frankrijk hebben voorgesteld met de legendarische woorden: "Je suis le ministre du milieu", oftewel: de minister van de onderwereld. Deze uitspraak is echter onbevestigd, en wordt ook toegeschreven aan Marga Klompé, Hans Alders en Jan Pronk.
Jammer, het is een van de verhalen die ik altijd met smaak opdiste als ik het had over Nederlanders en hun Frans (zie voor dit laatste ook mijn blog Chez soi chez HEMA).